
Zweedse logica
Iedereen heeft een Billy. Of op zijn minst een Klippan of een Lack. En wie zweert van niet, heeft ze zeker. En een paar schroefjes over, dat ook.
Briljant natuurlijk, die Ingvar Kamrad. Met panty’s, potloden en pennen beginnen en ondertussen schaamteloos binnenlopen met stoelen, stoffen en slaapbanken. Hele volksstammen creëren inmiddels kilometers file om vervolgens eenmaal binnen nogmaals in de rij aan te sluiten om een Zweeds bouwpakket te mogen kopen. Hoeveel echtscheidingen zouden er eigenlijk geïnitieerd zijn tijdens het in elkaar zetten ervan?
Los van het feit dat Småland (het kinderparadijs, niet de geografische locatie) de allerbeste anticonceptie is, lijkt alles goed geregeld en over alles lijkt goed nagedacht.
En toen werd vestiging Delft geopend.
Voor wie er nog niet eerder geweest is – de vestiging Delft bedoel ik, bij IKEA moet iedereen die niet onder een steen leeft weleens geweest zijn; deze vestiging is nog niet zolang geleden heropend na een rigoureuze uitbreiding. En omdat ik absoluut niets nodig had, ging ik er kort na de opening heen.
Nadat ik mijn weg had gevonden in de nieuwe parkeergarage, liep ik sportief de trap af naar de nieuwe ingang. Groot. En krankzinnig druk. Ik volg de uitgestippelde route en blijf onder licht protest achter de slenteraars aan sukkelen. Beneden vult mijn gele zak zich opmerkelijk snel met kaarsen, glazen, bestek, theedoeken en allerhande ander leuks dat ik geenszins van plan was aan te schaffen.
Nu ik er toch ben grijp ik een ladeblokje uit de stelling en leg het heel geoefend precies naast mijn kar. Best zwaar nog zo’n ding. Een behulpzame medeshopper helpt me even.
Ik overleef voornoemde rij-des-doods bij de kassa en volg mijn weg terug richting parkeergarage. De lift ziet er erg aantrekkelijk uit, want met zo’n groot pakket naar boven lopen is geen doen. En dan bemerk ik iets eigenaardigs. Tikkeltje ‘Twilight Zone’ eigenlijk. Het lukt me met geen mogelijkheid om op de juiste verdieping te geraken. Het maakt niet uit op welke knopjes van de lift ik druk, ik eindig steevast op het zelfde parkeerdak. Hè? Ik voel me bespied en kijk even om me heen om te zien waar de camera’s staan – die ik niet vind overigens. Nou, dan maar terug naar beneden en via die uitgang naar buiten. Ik rol de kar wel handmatig naar boven.
Niet dus.
Zeldzame redeneerkunde heeft iemand doen besluiten om kleine dikke parkeerpaaltjes rondom de uitgang te plaatsen zodat niemand, werkelijk niemand, met een kar de parkeerplaats op kan. Dus ook niet naar de parkeergarage. Het aardige is alleen; dat wéét niemand met een kar. En het staat ook niet aangegeven. De eersten die tegen de paaltjes botsen zitten vast. De karduwers erachter rijden het haar van de kuiten van hun voorgangers en de mensen daarachter zien niet wat er aan de hand is dus krijgen rode koppen, verliezen hun geduld en kijken verontwaardigd om zich heen in de hoop oogcontact te maken met een medewerker.
Als de realiteit vat krijgt op de rij gefrustreerde wachtenden worden de mannen aangespoord om toch snel de auto te halen en verdedigen de vrouwen hun moeizaam bevochten territorium dat ze kennen als ‘laadplaats’. Een Golfje en een gênant uitgebouwde Corsa (is dat compensatie?) leveren een hilarische strijd om de beste parkeerplaats terwijl de bijbehorende dames elkaar zo lelijk mogelijk aankijken.
Ik heb het o zo begeerde oogcontact met de bijbaanstudent die mij vervolgens heel vriendelijk helpt met de kar, en mij zo toestaat mijn auto te halen. Hij laadt zelfs het pakket in mijn auto. Fijne jongen.
Memo aan mijzelf; doe geen grote impulsaankopen als je met de cabrio bent.
Gelukkig is het droog.