
Van die gesprekken, in een sprookjesbos
“Jemig wat is dat nog een end lopen he, zo’n Sprookjesbos. Jullie hebben van die handige karretjes voor de kindjes. Slim. Kan je die zo hier krijgen? Ik zou ook wel in zo’n karretje willen, maar ja, ik ben alleen natuurlijk. En het past misschien ook niet. Ja, dat komt ik ben hier voor het eerst. Ik wilde als kind ook al wel, maar ja, zo duur. En als moeder en oma was het met kleine kinderen ook niet te doen. Nu ben ik alleen gegaan. Je vraagt je natuurlijk af waarom ik in mijn eentje ga he? Nou, dan kan ik meteen weer weg als ik er geen zin meer in heb. Mijn vriendinnen zeuren toch alleen maar over hun slechte heupen en dure koffie. En ik heb brood ingepakt en pakjes sap. En een appel. Mij krijg je niet meer gek. Mijn man wilde vroeger ook nooit, maar nu ben ik weduwe dus ik ga gewoon. Maar wat duur he? Hoe doe je dat toch met een heel gezin?”
– “Onder protest.”
“Ik heb alleen geen idee waar ik naar toe moet. Ik kreeg wel een plattegrond bij de kaartverkoop, maar die kan ik toch niet lezen. Dat heb ik van mijn vader. Die kon dat ook nooit. Raakte altijd verdwaald. Overal. Heel lastig. Maar ach, zo kwamen we nog ergens. Maar wat moet ik nou met zo’n Zeemeermin hier? Gewoon een beeld met een beetje water. Daar betaal ik toch geen 35 Euro voor zeker? En dan zo’n papegaai met een lampje. Is dat het nou?”
– “Gaat u anders even kijken bij de Droomvlucht, of de PandaDroom.”
“De droomdinges ja. Waar is dat dan? In de buurt wel? Of moet ik dan het hele park weer door. Ach ik raak toch de weg kwijt. Als ik de uitgang nog maar vinden kan straks. Wat zei je nou ook alweer? Droom..?”
– “Droomvlucht en PandaDroom.”
“Oh ja. Dromen. Ja, daar ga ik heen. Welke kant moet ik op? Oh, kijk nou toch wat enig! Geitjes!”